"Het zap’en is natuurlijk een gratis sportschool."

Al jaren zap’en Jan en Christine de buurt schoon. Ze hebben zelfs een speciaal karretje gemaakt om het zap’en makkelijker te maken. Wat beweegt hen en hoe fanatiek zijn ze? Wij spraken hen over hun nuttige wandelingen in Waalwijk.

Het zap-karretje dat Jan en Christine zelf hebben gemaakt. Hier doen zij het opgeraapte afval in tijdens hun zap-ronde.

Hoe lang zap’en jullie al en hoe is dat begonnen?

Christine: “Vijf jaar geleden zag ik een keer een stel zap’en. Daar had ik meteen respect voor en ik besloot een praatje met ze te maken. Verderop zag ik nog zwerfafval liggen en ik gaf dat aan. ‘U kunt het zelf ook gaan doen!’ Zeiden ze vrolijk. Dat liet ik me geen twee keer zeggen en ik heb me meteen aangemeld. Ik geef graag het goede voorbeeld. Mijn man deed ook gelijk mee.”

Hoe vaak zap’en jullie en met wie?

Christine: “Vaak gaan we samen, als het zo uitkomt. In de regel eens per week. Meestal samen, soms alleen. De kleinkinderen namen we ook mee als ze bij ons waren. Zij vonden dat ook altijd leuk. We leerden hun om niets zomaar op straat te gooien. Nu komen ze in de puberteit en verschuift hun interesse. Maar wij beleven er samen nog steeds ontzettend veel lol aan!”

Waarom vinden jullie dit belangrijk om te doen?

Christine: “Een betere wereld begint bij jezelf. Wij geven graag het goede voorbeeld en wie weet inspireren we daarmee anderen. Op z’n minst houden we de buurt netjes. We hopen dat vervuilers dit ook zien en niets meer weggooien. We doen het ook voor onze kleinkinderen en de wereld die zij erven. En het zap’en is natuurlijk een gratis sportschool. We blijven in beweging!”

Waar zap’en jullie en wat ruim je zoal op?

Jan: “Van de Elzenweg tot de Meerdijk in Waalwijk. We zap’en in Bachlaan, Reigerbosweg, Wim Sonneveldstraat, Asserweg, Lorentzweg en alles wat hiertussen zit.

Wij komen van alles tegen: het gebruikelijke karton, glas, plastic, hout en verpakkingen. Maar ook vloerbedekking, gebruikte luiers, fietsonderdelen, drugsafval, gebruikte hondenpoepzakjes, kleding en schoenen. Peuken proberen we mee te nemen, maar eigenlijk is dat onbegonnen werk. En we schrikken van de hoeveelheid piepschuim.”

Wat is het meest bijzondere dat jullie zijn tegengekomen?

Christine: “Ooit troffen we in de bossen een plastic zak aan. Er zat van alles in, maar bovenop lag een bos mensenhaar. Dat zag er wel luguber uit.”

Waarom hebben jullie een karretje gemaakt? 

Jan: “Toen we begonnen met zap’en hielden we de zak vast in de hand. Dat werd al snel te zwaar naarmate je er meer zwerfafval in gooit. Ik kreeg last van mijn schouder. Christine keek regelmatig bij Twiddus voor een stevige tweewieler. Uiteindelijk vond ze een karretje voor het vervoeren van buitenboordmotoren. Het geluk daarmee was dat de hoogte van de klemhouder instelbaar is. Zo kunnen we verschillende zakmaten gebruiken die de gemeente aanlevert.”

Hoe is het karretje geworden zoals het nu is?

Jan: “Ik ben begonnen met een gebogen kunststof plaat waarop de zak kon rusten. Door de wind waaide de zak telkens opzij. Daarom heb ik zijsteunen aangebracht om de zak vast te zetten. Maar de zak viel telkens dicht, wat het vullen lastig maakte. Daarom heb ik een beugel bevestigd met extra klemmen. Daarmee staat de zak altijd open. Later kwamen er houders bij voor een bezem en een schep voor de vele kapotte flessen die we onderweg tegenkomen. Het karretje zoals het nu is, gebruiken we alweer zo’n drie tot vier jaar.”

Hoe helpt het karretje jullie bij het zap’en?

Jan: “Het karretje is onmisbaar bij een zap-ronde van 3 tot 3,5 uur. De zak wordt loodzwaar, zeker als het geregend heeft. Als we samen gaan zap’en gebruikt Christine een boodschappentrolley. Hier kleven twee nadelen aan: de inhoud is veel kleiner en je krijgt de zak bijna niet meer uit de trolley.”

Hebben jullie tips voor andere zap’ers die zo’n karretje willen maken?

Jan: “Het begint met een stevige tweewieler met een niet te brede basis en een goede handgreep. Ga naar de kringloop voor inspiratie. In de praktijk kom je erachter wat er nog ontbreekt. Je merkt ook vanzelf wat werkt en wat niet.”